Hengelen naar jatwerk
Freelance journalist Nick Kivits is jatwerk op internet spuugzat. Sinds een paar jaar speurt hij actief naar websites die zonder toestemming zijn artikelen kopiëren. De schadeclaims die hij verstuurt, leveren een aardige aanvulling op de omzet op. Maar… een verdienmodel is het niet.
‘Vervelend dat jij voelt dat we je auteursrecht hebben geschonden.’ Willem-Albert Bol, manager marketing adviseur bij DPG Media (toen nog de Persgroep) wist het zeker: het interview met zijn collega Erik van Gruijthuijsen dat ik in maart 2016 op de website persgroep-advertising.nl ontdekte, was alles behalve jatwerk. En toch stond hetzelfde interview enkele maanden eerder al op de website van journalistenvakblad Villamedia. Ik kan het weten, want ik was de schrijver ervan.
De advertentietak van DPG Media kopieerde de tekst één op één naar zijn website. Maar één ding was anders: de auteursnaam was geschrapt. ‘Wij verwijzen naar een interview met onze collega’, aldus Bol aan de telefoon. ‘Dat mag gewoon van de wet.’ Mijn counter dat een tekst kopiëren geen verwijzing is maar een herpublicatie was aan dovemansoren gericht.
Chagrijnig hengelen
Sinds 2016 treed ik fel op tegen dit soort jatwerk en ga ik er ook actief naar op zoek. Als freelancer ligt het auteursrecht op mijn artikelen bij mij. Dat betekent dat ik eerder gemaakt werk opnieuw kan verkopen of zelf kan publiceren. Verschijnen mijn teksten zomaar overal op het web, dan kan ik lezers moeilijk op mijn eigen website nog geld vragen voor toegang tot diezelfde artikelen. Want als een stuk elders gratis te vinden is, wie gaat er dan nog voor betalen?
Wanneer ik om wat voor reden dan ook chagrijnig ben (doorgaans komt het door wanbetalers), gooi ik mijn schepnet uit. Dat doe ik gewoon in Google. Meestal is alleen mijn eigen naam invoeren met de zoekfunctie filetype:pdf erachter al genoeg om iets te vinden.
Met filetype:pdf scant Google niet alleen de naam van PDF-bestanden, maar ook wat er ín die bestanden staat. De functie filetype:docx doet hetzelfde, maar dan met tekstbestanden. Komt mijn naam ergens in voor, dan treedt Google op als spreekwoordelijke pieper: je hebt beet.
Vang ik een vis in mijn schepnet, dan maak ik screenshots van de auteursrechtenschending, met daarbij de url van de website die mijn werk zonder toestemming heeft gepubliceerd duidelijk in beeld. Ik maak ook een back-up door de pagina te archiveren in de Way Back Machine (klik hier en plak de betreffende url onder het kopje Save Page Now), een openbaar toegankelijk internetarchief. De screenshots en de back-up dienen als bewijs voor het geval ik de rechter moet inschakelen.
Altijd beet
Op deze manier hengelde ik in augustus 2017 een mooie vis binnen. In een obscuur mapje op de webserver van de Katholieke Universiteit Leuven (KU) ontdekte ik een artikel dat ik eerder voor Het Financieele Dagblad had geschreven.
Het artikel, een verhaal over de opkomst van bionische lichaamsdelen, leverde me bij het FD 400 euro op. De KU mocht voor het zonder toestemming plaatsen ervan 600 euro aftikken: mijn oorspronkelijke honorarium als licentievergoeding en daar 50 procent schadevergoeding bovenop. Een percentage dat rechters vaak als fair beschouwen.
De reactie van de Katholieke Universiteit Leuven was bovengemiddeld meewerkend. Het artikel was binnen een dag offline en mijn ‘vangst’ werd twee weken later gestort. 500 euro. Want iemand die zijn fout erkent en rap meewerkt, krijgt van mij wat korting.
Desondanks leverde het een mooie, exclusieve whiskykruik met inhoud op: mijn standaard traktatie na een met succes afgehandelde claim. Een goede investering ook zo’n fles, mits je hem dicht laat. Exclusieve whisky’s werden alleen al in 2017 ruim 27 procent meer waard.
Hevig spartelen
Zo makkelijk als met de KU gaat het niet altijd. De meeste auteursrechtenschenders beginnen hevig te spartelen wanneer ik hun jatwerk boven haal. ‘Ik wist niet dat het niet mocht’, is de vaakst gehoorde reactie. Het doorschuiven van de schuld staat met stip op twee.
‘Ik veronderstel dat de websitebeheerder een fout heeft begaan’, smoesde loopbaanadviseur Doris Falkenstein in 2017. ‘Ik vertrouw erop dat u een redelijk mens bent en de zaak verder laat rusten.’ Gevolgd door de eis te bewijzen dat ík daadwerkelijk het auteursrecht op mijn eigen artikelen heb.
Alsof je een winkelier onredelijkheid toebijt wanneer hij je betrapt op het jatten van een blok kaas én daarna ook nog eens durft te betwisten dat de winkelier de eigenaar ervan is. Falkenstein tikte na een felle mailwisseling 273,38 euro af. Mede door hulp van een advocaat van de NVJ, die haar even haarfijn uitlegde waar ze de fout in ging.
Al zijn er ook vissen die ik gewoon wél teruggooi. Duik de Noordzee schoon, een vrijwilligersstichting die afval uit de Noordzee haalt, zette een PDF online met een artikel over de stichting. In diezelfde PDF – een volledig magazine – stonden toevallig ook twee artikelen van mij. Een claim neerleggen zou in feite betekenen dat de vrijwilligers van de stichting mínder geld hadden om afval uit de Noordzee konden plukken. Dan kan ik net zo goed zelf een zak plastic in de oceaan dumpen…
Geen verdienmodel
Als ik tijd en zin heb doe ik de filetype-truc ook met wat lukrake zinnen uit artikelen van mijn hand. Want PDF’s waar mijn naam is weggegumd vindt Google’s zoekalgoritme niet.
Andere manieren inzetten om online jatwerk te vinden, zoals plagiaatcheckers, vallen over het algemeen tegen. Hoe goed plagiaatcheckers ook pretenderen te zijn, resultaten leveren zoekopdrachten nauwelijks op. Je vindt dus bij lange na niet ál het jatwerk wanneer je gaat zoeken.
Een verdienmodel is het jagen op auteursrechtenschenders dus niet. Ook omdat ik, anders dan wat loopbaanadviseur Falkenstein suggereert, best een softie kan zijn. Particulieren die een artikel van me op hun persoonlijke website zwieren laat ik zwemmen. En een schoonheidsspecialiste die me in tranen opbelde omdat ze écht niet wist dat ze mijn stuk niet had mogen inscannen en publiceren en écht geen geld had, mocht het artikel zelfs laten staan. En daarna voelde ik me nog een lul ook.
De stelregel die ik de laatste jaren hanteer: probeer je geld te verdienen met míjn werk, dan betaal je daar ook maar voor. En juist de partijen die mijn werk niet alleen jatten maar ook verkopen gaan het hardst tegen claims in. Knipseldienst MD Info wrong zich maandenlang in allerlei bochten om toch vooral niet over de brug te hoeven komen, nadat ze een verhaal over gamejournalistiek kopieerde.
Het verweer: hoewel een PDF van mijn stuk wel op de server van MD Info stond, werd er nergens naar gelinkt. Het was daardoor niet vindbaar voor buitenstaanders. De server was daarnaast zó goed beveiligd, dat ik de PDF alleen had kunnen vinden door in te breken. Dat de PDF met een simpele Google-zoektocht boven was komen drijven, wilde er bij MD Info-eigenaar Joost Hubregtse niet in.
De rechter moest niets van dat verweer hebben. De zaak was volgens haar klip-en-klaar: een stuk dat een freelancers heeft geschreven zomaar online zetten mag niet. Ook niet als je het heel goed verstopt. Een gedownloade film op je webserver zetten zonder dat iemand weet dat hij daar staat is immers ook tegen de wet. De schadevergoeding inclusief rente (totaal 810,90 euro) leverde een fijne kruik 21-jarige Glenfiddich-whisky op.
Bij het voorval met DPG Media kwam het niet zo ver. Die vervelende, schadeclaim eisende freelancer had volgens de juridische afdeling van de uitgeverij best een punt. ‘Nick, je hebt gelijk. We gaan je betalen’, stelde Bol aan de telefoon na contact met die juristen.
De 1000 euro spekte een paar weken later mijn bankrekening. Best rap verdiend, als je je bedenkt dat het om twee mailtjes en een evenzoveel telefoontjes ging. ‘Dit was nogal dom van ons.’ Dat was het zeker.
Steun Freelancevoorwaarden.nl!
Deze site maakt inzichtelijk hoe uitgevers en omroepen met het werk en de rechten van freelancers omgaan.
Heb je iets gehad aan deze publicatie? Ondersteun Freelancevoorwaarden.nl dan met een donatie! Dat kan al vanaf 5 euro.
Met je donatie help je freelancers baas blijven over hun eigen werk. Dat is goed voor de hele journalistiek!