Naar de rechter voor een hoger tarief

 

Freelance journalist Britt van Uem ging niet akkoord met de in haar ogen te lage vergoeding die DPG Media haar betaalde voor haar werk. Ze daagde de uitgeverij voor de rechter. En won. Toch weet ze niet of ze anderen zou aanraden hetzelfde te doen.

 

Tekst: Britt van Uem

 

De bal begon te rollen nadat de Persgroep (nu DPG Media) in 2016 alle regionale kranten van uitgeverij Koninklijke Wegener overnam. De kranten waar ik al jaren regelmatig voor werkte, de Stentor en Twentsche Courant Tubantia, hadden in één keer een nieuwe eigenaar. En daar kwam een nieuw beloningssysteem  voor freelancers bij.

 

Tot aan de overname kreeg ik zowel bij de Stentor als de Twentsche Courant Tubantia vaste prijzen voor artikelen. Een dragend verhaal leverde 54 euro op, een samengestelde productie 63 euro. Een door mijzelf gemaakte foto bracht 35 euro in het laatje. Iedere maand diende ik een declaratie in die door de redactiechef werd goedgekeurd en vervolgens keurig werd betaald. Geen vetpot, maar wel duidelijke afspraken.

 

Journalist of boekhouder?
Onder de vlag van de Persgroep werd ik niet meer per artikel betaald, maar per woord. Dat wil zeggen: per gepubliceerd woord. En dat had zo zijn gevolgen. In juni 2017 schreef ik bijvoorbeeld twintig artikelen, waarvoor ik in totaal 10.776 woorden inleverde. Vanwege redactionele ingrepen of ander nieuws haalden er daarvan 9.566 de krant.

 

Alleen die woorden die daadwerkelijk werden afgedrukt mocht ik declareren. Dat betekende dat ik in plaats van 1.400 euro nog geen 1.250 euro verdiende. En dat voor ongeveer 80 uur werk. Ik zal je de rekensom besparen: ik hield er per uur 15,43 euro aan over. Bruto. En voor die zelf gemaakte foto hadden mijn kranten onder zijn nieuwe eigenaar ineens nog maar 10,50 euro over.

 

Het nieuwe declaratiesysteem betekende dat ook mijn verhouding tot vaste redacteuren en chefs veranderde. Want als iemand mij vroeg een verhaal te maken van 700 of 800 woorden en daarvan uiteindelijk maar de helft werd gepubliceerd, dan waren mijn verdiensten voor het verhaal in kwestie ineens veel lager dan afgesproken. Dat een eindredacteur daarmee aan mijn inkomen zat, daar had hij niets mee te maken. Als ik daar problemen mee had, moest ik maar naar de vakbond gaan.

 

Wat verdien je?
Maar ik koos een andere route. In februari 2018 deed ik mee in het BNNVARA-programma Wat verdien je?, een quiz waarin deelnemers de hoogte van hun inkomen onthullen. Toen ik aan de beurt was en vertelde dat ik gemiddeld 57,80 euro verdiende met vijf uur werk, reageerde de zaal geschokt. De vergoeding die de Persgroep betaalt (bij regionale kranten 13,4 cent per geplaatst woord) vonden de aanwezigen erg laag.

 

Niet zozeer die lage beloning als wel de rigiditeit en de inconsequentie van het systeem, deed mij besluiten om mee te doen aan Wat verdien je?. Ik was al 25 jaar gewend aan een slechte betaling, maar ik bleef het nog steeds leuk vinden om verhalen te maken. Dat plezier werd echter grondig bedorven door de nieuwe boekhoudersmentaliteit van de Persgroep en het gebrek aan solidariteit van redacteuren in vaste dienst.

 

Door mijn verdiensten openbaar te maken hoopte ik sympathie voor en solidariteit met freelance journalisten in het algemeen en regiojournalisten in het bijzonder zou oproepen. Dat lukte in het programma en bij de kijkers heel goed. De hoofdredacteur van Tubantia was echter minder blij.

 

Zij voelde zich in haar marketinghemd gezet en reageerde onmiddellijk door vast te stellen dat ik – in tegenstelling tot vaste redacteuren – geen dragende verhalen schreef. En dat 13,4 cent per woord genoeg was voor mijn soort verslaggeving. En trouwens, vier uur was wel érg lang voor het artikel dat ik als voorbeeld gaf in het tv-programma…

 

De hoofdredacteur werd stilzwijgend gesteund door haar (vaste) redacteuren. En ook collega-freelancers hielden zich uit angst voor represailles doodstil. Kortom, ik stond na mijn actie helemaal alleen. En dus besloot ik om de eer aan mijzelf te houden en te vertrekken bij Tubantia. Sinds mijn optreden in Wat verdien je? heb ik geen werk meer in de regiojournalistiek.

 

Gelijk halen bij de rechter

Toen de NVJ enkele maanden daarna vroeg of ik een rechtszaak tegen de Persgroep wilde aanspannen om een betere beloning voor mij en mijn collega’s af te dwingen, kon ik voor mijn gevoel niet anders dan ‘ja’ zeggen. Wie A zegt moet ook B zeggen en dus besloot ik om, ondersteund door de NVJ, die rechtszaak aan te gaan. En die won ik nog ook.

 

Na een procedure van bijna anderhalf jaar ben ik door de kantonrechter 50 procent opgewaardeerd, van 13 tot 21 cent per woord. Hoewel ik nooit volledig afhankelijk ben geweest van mijn inkomsten uit journalistiek werk, betekende het besluit om te vertrekken bij de kranten van de Persgroep dat ik de afgelopen twee jaar – als ik een ondergrens van 1.000 euro per maand aanhoud – 24.000 euro aan freelance inkomsten derfde. Als ik de rechter volg zou dat zelfs 50 procent meer moeten zijn, dus 36.000 euro.

 

Ondanks de mooie overwinning in die rechtszaak weet ik niet of ik andere onderbetaalde freelancers zou aanraden dezelfde weg te volgen om een billijke vergoeding voor hun werk te eisen. De rechtszaak kostte me veel energie. En ook tijdens die hele rechtszaak bleef het vanuit mijn oude nest, de krant, stil. Ik werd uiteindelijk alleen ondersteund door de beroepsvereniging. Het was een eenzame strijd.

 

De rechter kwam tot zijn besluit door mee te gaan in de boekhoudkundige werkwijze van de Persgroep. Na te hebben geconstateerd dat ik een ervaren journalist ben, stelde hij dat de Persgroep had onderbouwd dat een andere ervaren journalist voor een vergelijkbaar artikel niet vier uur, maar tweeënhalf uur nodig had. En dat ik die genoemde artikelen dus ook in drie uur had moeten kunnen schrijven…

 

Die andere ervaren journalist – laten we hem André noemen, want zo heet hij – woont op een boogscheut van het onderwerp waarover we toevallig allebei een artikel moesten schrijven, terwijl ik bijna een uur reistijd meereken. Voor bovengenoemde André, die zo aardig was om voor zijn hoofdredacteur en voor de rechter inzichtelijk te maken dat hij veel sneller kan fietsen en typen, heb ik mijn nek uitgestoken. Als onderbetaalde freelancer mag hij nu ook 21 cent in plaats van 13,4 cent voor zijn artikelen vragen. En als de krant dat niet wil betalen kan hij naar de rechter stappen met mij als voorbeeld. Tja…

 

Een lange adem
Ik ben bang dat hij dat niet gaat doen. Want je moet namelijk over een lange adem beschikken om je gelijk te halen. En als je dat hebt gekregen ben je persona non grata bij je oud-collega’s, van wie er overigens niemand was die me persoonlijk heeft gefeliciteerd met mijn overwinning. Ook moet je niet verwachten dat je makkelijk ander werk vindt, want dankzij de moderne tijd blijf je voor eeuwig en altijd geboekstaafd als querulant.

 

Omdat ik in Twente geen mogelijkheid zag om ander werk in de journalistiek te vinden – en omdat ik niet het risico wilde lopen om voortdurend ex-collega’s tegen te komen – ben ik uit die regio weggegaan. Maar ook in Arnhem, mijn nieuwe werkgebied, regeert de Persgroep.

 

Mocht je ondanks al die doemscenario’s toch voor jezelf op willen komen, dan adviseer ik je om in ieder geval je boekhouding heel goed bij te houden. Vooral de tijd die je nodig hebt om tot een artikel te komen is van belang voor de rechter. Dus noteer elk gewerkt kwartier. Want zonder die boekhouding had ik mijn rechtszaak waarschijnlijk niet gewonnen.

 

Steun Freelancevoorwaarden.nl!

 

Deze site maakt inzichtelijk hoe uitgevers en omroepen met het werk en de rechten van freelancers omgaan.

 

Heb je iets gehad aan deze publicatie? Ondersteun Freelancevoorwaarden.nl dan met een donatie! Dat kan al vanaf 5 euro.

 

Met je donatie help je freelancers baas blijven over hun eigen werk. Dat is goed voor de hele journalistiek!

Mijn gekozen donatie € -